Krulbolspel

De Krulbol

De “dikke” krulbol is 18 à 22,5 cm groot en ongeveer 8,5 cm dik. Vroeger was zij van hout gemaakt; aangezien ze tegen een flink stootje moest kunnen, werd er naar een harde houtsoort uitgezien. In mijn kinderjaren heb ik nog veel houten bollen gezien; de meeste waren vervaardigd uit een harde, roodachtige, donker getinte houtsoort, die in de streek pokhout genoemd werd. Toch weren er nog te veel bollen stukgeschoten en er werd overgeschakeld op andere procédés. Men heeft het (omstreeks 1950-1955) een tijdje geprobeerd met gelijmde lagen triplex, maar dat schilferde vlug af en paste zich ook te sterk aan vochtigheid, hitte e.d. aan. Omstreeks het midden van de jaren 1950 is dan de zgn. lijnwaden bol opgekomen: in feite is die gemaakt van geperste en gelijmde kunstvezel. Nu mag de lezer zich echter geen verkeerd beeld vormen van het gewicht: zo’n  “lijnwaden” bol van 22 cm weegt dan toch maar eventjes 4,5 kg! Ze is praktisch onbreekbaar maar kost ook erg veel: tegenwoordig wordt er tot 2.500 f(. neergeteld voor een goeie bol. Gelukkig heeft een bolder geen andere uitrustingskosten! Hoewel de meeste lezers al wel zo’n bol gezien en zelfs misschien gehanteerd hebben, willen wij voor de volslagen “leek” toch nog wat meer technische uitleg geven over de dikke krulbol. Als je die uit je hand laat glijden dan loopt die niet rechtdoor maar ze beschrijft een mooi boog, steeds naar dezelfde kant. Dat komt doordat de bol op de loop aan de ene kant wat meer afgerond (afgedraaid op de draaibank) is dan aan de andere kant. Hoe sterker die afronding, hoe duidelijker de boog die ze beschrijft. Van een bol zonder sterke afronding zegt men dat het “een rechte” is of dat ze niet veel “trekt”; bij een te sterke afronding zal een bol “te hard trekken”. De ene bolder heeft graag een “rechte” bol, de andere een “trekker”; dat wordt mee bepaald door de manier waarop de bolbanen aangelegd worden: vrij valk of lichtjes trogvormig. De kant met de sterkere afronding noemt men “de keer”  of “de kleine kant”, de andere is “de grote kant”. Normaal valt een bol op haar “kleine kant” (“ze valt op keer”); uitzonderlijk komst ze op haar “grote kant” terecht (dan valt ze “van keer”).Aan de zijkanten zijn er groeven in de bol, meer aan de kleine kant dan aan de grote.

Het Krulbol spel

Een bolspel wordt gespeeld tussen twee ploegen met gelijke mansterkte (1 à 8 man). Voor de samenstelling van de ploegen wordt er geloot (in onze streek meestal “kaart trekken”) ofwel onmiddellijk afgesproken. In het laatste geval wordt er nog getost of “opgesmeten” om te weten wie er mag “opgaan” (= beginnen): dat gebeurt met een geldstuk (“kop of letter”) of met de bol (“grote of kleine”, nl kant van de bol). De “opgaander” (= wie het eerst bolt) probeert vanop de meet (een ingebeelde lijn ongeveer ter hoogte van de staak, die men bij het spelen niet mag overschrijden) zijn bol zo dicht mogelijk bij de andere staak te rollen. Ligt hij (d.w.z. zijn bol) te “bij” (= dicht), dan kan de tegenpartij overwegen om hem weg te schieten, tenminste als ze een schutter in haar rangen telt. Schieten is nl. een speciale en ook wel lastige karwei. De “opgaander” kan echter ook “verre liggen”: hij kan nl. “te kort” of “te hard” gespeeld hebben ofwel “ne slechten uitzet” gehad hebben, waardoor de bol “te nauw” of “te wijd” gaat lopen. Wie “te kort” gespeeld heeft, kan zich laten “indoen” door een ploegmaat: die geeft dan een “scheute” op de eigen “onderbolle”. Als van beide ploegen iemand gespeeld heeft, kijkt men wie er wint. De verliezende ploeg moet dan verder spelen tot die “het afdoet” (d.w.z. een bol dichter bij de stak weet te rollen dan de “vijand”). Als iedereen zijn beurt gehad heeft, gaat men het resultaat van “den end” opnemen: men kijkt welke partij wint en eventueel met hoeveel bollen. Per dichtste bol wordt een punt toegekend. Als er gewoon voor “een pintje” gebold wordt, dan moeten er gewoonlijk 15 punten (of 30 als men per 2 optelt) gewonnen worden om uit te zijn. Op een wedstrijd zijn de spelletjes korter: men hoeft maar 8 (“pelotons” van twee man) of 9 (drie man) punten te behalen. In dat geval worden de punten niet op een telraam maar op de bol van de “opgaander” met krijt aangeduid. Het kan natuurlijk gebeuren dat twee bollen ongeveer even dicht bij de staak liggen (dat er dus “mate op ligt”). Dan wordt er met een koord gemeten en las het verschil heel miniem is, zelfs met een “staander” (een dun, droog strootje dat op de gewenste lengte afgebroken wordt). Meten kan wel eens (te) lang duren! Meestal is er weinig organisatie nodig om “aan ’t bollen te slaan”: de liefhebbers verdelen zich in twee partijen en bepalen de inzet. Meestal is het zo dat de verliezers de winnaars op een pint of een borrel trakteren… maar ze drinken zelf ook altijd mee! Serieuzer en ook wel wat verbetener gaat het er aan toe op de wedstrijden. Daar wordt er soms voor fikse geldsommen gespeeld. De meeste wedstrijden worden op “binnenbanen” gespeeld en duren dan ook tot stukken in de nacht als er veel bolders zijn. In de zomer worden er (nu veel minder dan vroeger) ook wel “bollingen gegeven” in open lucht. Dat is werkelijk de moeite waardom eens bij te wonen. Op een aardeweg of op een zachte straatberm worden dan wel 20-30 bolbanen achter elkaar aangelegd. Het lijkt op een complete kermis van vroeger. Heel vaak gebeurt het ook dat de bolders zich organiseren in een plaatselijke club. Hoe zo’n club leeft, kunnen we het best duidelijk maken met een voorbeeld uit onze streek.

De bolbaan

We moeten een onderscheid maken tussen “buitenbanen” (in open lucht) en “binnenbanen” (overdekt). Aan de aanleg van een “buitenbaan” wordt doorgaans niet de uiterste zorg besteed. Men zoekt een vlakke plaats uit, maakt die meestal lichtjes trogvormig en verwijdert alle oneffenheden (gras, steentjes, e.d.). Op ongeveer 7 meter afstand worden de twee staken (van hout, 5 à 10 cm dik en 15 à 30 cm boven de grond uitstekend) in de grond geslagen. Het aanleggen van en “binnenbaan” is eigenlijk specialistenwerk. Niet zelden wordt de bovenlaag van de grond speciaal bewerkt (gespit, fijngeharkt en “getrampeld”) en veranderd van samenstelling door toevoeging van zaagmeel; op die manier heeft de vloer doorgaans een ideale droogtegraad. Doorgaans wordt een binnenbaan ook iets sterk trogvormig aangelegd, maar er zijn ook “platte” binnenbanen. Binnen worden de staken gewoonlijk iets verder van elkaar in de grond geplant: op ongeveer 8 m afstand. Ongeveer 2 meter na elke staak wordt nog een afsluiting (gewoonlijk van houten palen) aangebracht. De benamingen hiervan verdienen even onze speciale aandacht. In Merendree, net als in het grootste deel van het Meetjesland noemt men dat de tuin. In feite is dit (nl. omheining, afsluiting) nog de oorspronkelijke betekenis van dit oude, Germaanse woord (vgl. Duits Zaun = omheining); in het Nederlands heeft tuin een afgeleide betekenis door betekenisverruiming: van “omheining” tot “wat omheind is” (vgl. Engels town = stad: was vroeger ook ommuurd en/of omwald). In mijn geboortedorp Kleit heb ik voor de afsluiting achter een bolbaan altijd andere woorden gehoord: den dender of ’t gelend. Geen enkele van die termen heb ik in een dialectwoordenboek of in een etymologisch woordenboek aangetroffen. Een zekere verklaring kan ik niet geven, wel een gissing. Te gemakkelijk lijkt mij de verklaring van dender als “voorwerp waar de bollen tegen denderen bij het schieten”. Veel meer denk ik aan verwantschap met een oud dialectwoord denne (= kuil, ruim, bergzolder), dat op zijn beurt verwant is met den (Duits Tanne), dat vroeger ook de algemene betekenis “hout” had. Gelénd is ongetwijfeld verwant met het werkwoord belenden, dat in het Middelnederlands twee betekenissen heeft: ergens heengaan en grenzen aan. Gelend zou dus in oorsprong kunnen betekenen “plaats waar de bollen naartoe komen” of ook “voorwerp dat iets afgrenst, omheining”.

uit: BOLSPEL IN HET LAND VAN NEVELE: DE DIKKE KRULBOL

door Johan Taeldeman

De Krulbolbaan:

Materialen: onderlaag van betonslijpsel en bosgrond deze mengen met een betonmolen 4:1  slijpsel / grond op een molen. Denders zijn 1,50 m hoog en gemaakt van ronde palen horizontaal bekleed met oude transportbanden.De staken zijn gemaakt van eik of beukenhout en bekleed met zwarte HDPE mantelbuis 8-10mm dik (gebruikt in waterleiding net) Geen bevestiging materialen zoals spijkers en bouten gebruiken binnen het speelvlak om beschadiging van de krulbol te voorkomen.

Aanleg:

De baan is ongeveer 11 a 13 m lang en  3.10m breed de aanloop 2.75m indien de aanloop niet lang genoeg is kan de (meet) of startlijn 0.50m voor de staak geplaatst worden. Normaal is de startlijn gelijk aan voorkant staak.De bosgrond mengen met betonslijpsel ongeveer 25 cm dikke laag.Dit waterpas in de breedte met een hark en afrij materiaal verspreiden op de baan.Goed rollen met een zware rol die ook gebruikt word op tennis velden.De baan wat naar boven leggen beginnend ongeveer 50 a 100 cm voor de staak (zie de bruine vlakken).De staken uitmeten 7m tussen de beide staken en deze boren met een fijne grondboor ongeveer 2cm kleiner dan de dikte van de staak.Zorgen dat je op de plek van boren een groot stuk karton legt zodat het boorsel niet vermengd word met de goede gemengde grond van de baan!Daarna de staak op min 25 cm max 35cm de grond in slaan met een houten hamer.Gebruik een oud blik over de kop van de staak om de bovenkant niet te beschadigen!De denders kunnen aan de zijkanten nog wat langer gemaakt worden ongeveer 1.50 m verder voor de staak.De beginlijn of voetpunt of meet is op ongeveer 50 cm voor de staak en word aangegeven door 2 witte lijnen geschilderd op de zijkant van de omheining.Zoals je kunt zien in het bruine loopt de bolbaan iets ovaal maar wel waterpas in het middenstuk naar de staak toe. Dit is in de tekening sterk overdreven om de bedoeling te laten zien. Rond de staak zie: bovenste tekening wat minimaal wegrollen.De toplaag afwerken met rode bosgrond, vermengd met zilverzand, zout (om het vocht vast te houden) en stof van slijpsel en kolenkachel as.Indien afwerken met een vloertrekker om de oneffenheden in de baan op te vullen.

In het begin goed putten vullen en zorgen, dat er veel op gespeeld word.Geen schoenen gebruiken met profiel maar platte zool. De spelers maken gebruik van hun voeten om oneffenheden op te vullen.Het onderhoud is met de vloertrekker en het mengsel van fijn zilverzand  en as van kolenkachels (witte as) om een sterke toplaag te krijgen.